Geschiedenis van het inclusief onderwijs

"Aanloop naar een nieuw decreet"

De afgelopen jaren kende het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften heel wat evoluties. Volgens een onderzoek van de OECD (2005) behoort Vlaanderen tot op heden tot één van de regio’s in Europa met het grootste aantal leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in een gesegregeerde vorm van onderwijs. Dit wordt geïllustreerd in onderstaande figuur. Niettegenstaande de traditie van segregatie, speelt inclusie een steeds groter wordende rol in het onderwijsdebat (Van Rompu, Mardulier, De Coninck, Van Beeumen, & Exter, 2007).

“Pupils in special schools and classes as a % of the total school population in each European Country.” (NESSE, 2012)

Een inclusieve school vertrekt van de uitgangspunten dat alle kinderen kunnen leren, dat leerlingen het recht hebben om onderwijs te genieten in een school in hun buurt, samen met leeftijdsgenoten en dat ze in heterogene groepen leeftijdsadequate leerdoelen dienen na te streven en de nodige ondersteuning hierbij moeten krijgen (York, 1994, in Carreiro King, 2003).

In de jaren ’80 ontstond het Geïntegreerd Onderwijs (GON). Door deze samenwerking tussen het Buitengewoon en regulier onderwijs kunnen leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften lessen en activiteiten volgen in het regulier onderwijs (Borrey, Jennes, Ranschaert, & Ghesquière, 2001 in Grietens, J. Vanderfaillie, & W. Hellinckx, 2005). Beide onderwijsinstellingen maken een integratieplan op dat de aard van de beperking van de leerling beschrijft en waarin richtlijnen voor ondersteuning en evaluatie omschreven staan. De leerling ontvangt doorgaans twee tot maximaal vier uren ondersteuning vanuit het Buitengewoon Onderwijs op de reguliere school (Broekaert & Van Hove, 2005). Daarbij wordt gestreefd naar het behalen van individuele ontwikkelingsdoelen en niet naar het voldoen aan de eindtermen. Bij de opstart van het GON in 1989 ligt de nadruk op de integratie van de leerling in een bestaand schoolsysteem (De Geyter, 2004) waarbij het “aanpassen” van de leerling met specifieke onderwijsbehoeften aan de schoolse context het uitgangspunt is.

Een vaak geformuleerd knelpunt bij het Geïntegreerd Onderwijs is dat er niet voldoende tegemoet wordt gekomen aan de specifieke onderwijsbehoeften van iedere leerling. Ook bepaalde groepen leerlingen worden uitgesloten van GON-ondersteuning, bijvoorbeeld kinderen met een verstandelijke beperking (Petry, Ghesquière, Jansen, & Vanhelmont, 2013).

Vanuit deze kritiek krijgen het inclusie-en burgerschapsparadigma meer aandacht. Met het Inclusief Onderwijsproject (ION) dat opgestart werd in 2003, werd er een nieuwe stap genomen in de richting van inclusief onderwijs. Inclusie richt zich binnen dit project op leerlingen met een verstandelijke beperking die deelnemen binnen het regulier onderwijs (Fransen, 2000). Voor deze leerlingen krijgt de klasleerkracht ondersteuning vanuit het Buitengewoon Onderwijs type 2. Net als bij GON maken de betrokkenen samen een integratieplan op om het proces en de evaluatie ervan te sturen. De implementatie van GON en ION heeft echter niet als gevolg dat de segregatie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften teruggedrongen wordt. In België zitten in 2010 ruim 46.000 leerlingen in het Buitengewoon Onderwijs, tegenover 1.1 miljoen leerlingen in het regulier onderwijs. Dat aantal ligt 40% hoger dan in 1995 (Eurydice Vlaanderen, 2010).

Met de intrede van het “Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften” wordt een belangrijke stap gezet richting inclusief onderwijs. Het decreet werd goedgekeurd in juni 2014. Met de implementatie van het M-decreet wordt een belangrijke stap gezet in het uitvoeren van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (IVRPH) (Verenigde Naties, 2006). Artikel 24 van het IVRPH stelt dat:

“De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op onderwijs. Teneinde dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen, te verwezenlijken, waarborgen Staten die Partij zijn een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren” (Verenigde Naties, 2006).


Binnen het M-decreet krijgen een aantal richtinggevende kaders, waaronder het Handelingsgericht Werken (HGW) en het zorgcontinuüm, een wettelijke verankering. Daarnaast wordt ook het inschrijvingsrecht en het recht op redelijke aanpassingen in de onderwijswetgeving opgenomen. Bij het toepassen van het M-decreet maakt de school voor regulier onderwijs geen ‘draagkrachtafweging’ meer. Scholen moeten aantonen dat ze samen met de ouders en CLB redelijke aanpassingen zoekt bij het doorlopen van het zorgcontinuüm (Klasse, 2015). Het M-decreet versterkt ook het toezicht op de doorverwijzing van leerlingen naar het Buitengewoon Onderwijs (Unia, 2016). De CLB nemen een sleutelpositie in binnen het M-decreet. Zo zijn ze onder meer bevoegd voor het opmaken van het Gemotiveerd Verslag dat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften recht geeft op ondersteuning in het kader van Geïntegreerd Onderwijs (GON).

 

[In schooljaar 2017-2018 wijzigde de manier van ondersteunen binnen het regulier onderwijs. Meer hierover lees je op deze site bij 'ondersteuningsmodel'] 

"Inclusief onderwijs in de wereld"

Bibliografie

  • Debergh, N., (2015). Motiverende maatregelen: Handelingsgericht Werken in het Gemotiveerd Verslag. (Thesis). Opgehaald van: http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/932/RUG01-002304932_2016_0001_AC.pdf.

  • Borrey, G., Jennes, A., Ranschaert, I., & Ghesquière, P. (2005). Het buitengewoon onderwijs. In H. Grietens, J. Vanderfaillie, & W. Hellinckx, Handboek orthopedagogische hulpverlening (pp. 199-233). Leuven: Acco.

  • Broekaert, E., & Van Hove, G. (2005). Handboek bijzondere orthopedagogiek. Antwerpen: Garant.

  • Carreiro King, I. (2003). Examining Middle School Inclusion Classrooms Through the Lens of Learner-Centered Principles. Theory into practice, 42(2), pp. 151-158.

  • De Geyter, L. (2004). Gewoon en buitengewoon onderwijs. Samen zorgverbredend op weg naar een zo inclusief mogelijke school. Antwerpen: Garant.

  • Eurydice Vlaanderen. (2010). Vlaams Eurydice rapport 2010. Overzicht van het onderwijsbeleid en de onderwijsorganisatie in Vlaanderen. Brussel: Departement Onderwijs en Vorming Afdeling Internationale Relaties Onderwijs.

  • Fransen, R. (2000). Inclusief onderwijs - Buitengewoon onderwijs: vrienden of vijanden? In R. Fransen, & M. Frederix, Inclusie en onderwijs. De uitdagingen aangaan. (pp. 131 - 143). Antwerpen: Garant.

  • (2015). M-decreet. Maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Opgehaald van https://issuu.com/klasse.be/docs/update_m-decreet/1?e=13590067/10178601

  • (2012). Education and Disability/Special Needs. Policies and practises in education, training and employment for students with disabilities and special educational needs in the EU. Opgehaald van http://www.nesse.fr/nesse/activities/reports/activities/reports/disability-special-needs-1

  • (2005). Students with disabilities, learning difficulties and disadvantages. Paris: OECD en CERI.

  • Petry, K., Ghesquière, P., Jansen, D., & Vanhelmont, L. (2013). GON en ION, beleidssamenvatting. Leuven: Katholieke Hogeschool Leuven en Katholieke Universiteit Leuven.

(2016). Inclusief onderwijs in Vlaanderen. Een tussentijdse analyse. Brussel: Unia.

  • Van Rompu, W., Mardulier, T., De Coninck, C., Van Beeumen, L., & Exter, E. (2007). Leerzorg in het onderwijs. Antwerpen: Garant.

  • Verenigde Naties. (2006). Internationaal Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. New York: Verenigde Naties.