Inclusief taalgebruik en labeling

"Kijk jij naar je leerling of het label?"

 

Klik zeker even door naar dit artikel van Klasse!

Via een interactieve afbeelding wordt geïllustreerd hoe we van 'Wat is het probleem' naar ‘Wat heeft jouw leerling nodig om te leren?’ gaan!

 

"Finn wordt snel boos en Ella leert traag. Vaak kijken we naar de problemen van leerlingen. Maar je kan ze ook anders benaderen. Finn zit eigenlijk best in een rustig, prikkelarm hoekje. En Ella krijgt liefst nog eens stap per stap uitleg over de oefening door een klasgenoot.

Wat hebben jouw leerlingen nodig om te leren?

Kijk naar elke leerling apart. De individuele noden hangen af van de leerling zelf, zijn beperking, jouw aanpak en de klas. Zo gebruikt de ene leerling met ADHD een hoofdtelefoon, zodat hij niet afgeleid wordt door elke geluid. De andere leerling met ADHD is heel beweeglijk en mag de aanwezigheidsbriefjes wegbrengen of kopieën ophalen. Elke leerling heeft dus zijn handleiding.

Dat vraagt maatwerk

En dat maatwerk is ook interessant voor andere leerlingen. Schrijf je het lesrooster van de dag op bord, dan biedt dat niet alleen structuur aan die ene leerling met ASS. Je hele klas is ermee gebaat."

 

"Een kind is geen label"

 
[...] Mensen met psychische problemen, maar zonder DSM-diagnose, hebben vaak geen recht op zorg en ondersteuning. Stijn Vanheule maakt zich met regelmaat druk over het epidemische karakter van psychiatrisering en etikettering bij kinderen.
 

Het aantal kinderen met een diagnose van een of andere psychische stoornis is in twintig jaar tijd met bijna 40 procent gestegen. Het gebruik van psychoactieve geneesmiddelen is zowat verdriedubbeld. Met name het gebruik van ADHD-medicatie is met 400 procent toegenomen. Zijn er zoveel meer ‘gestoorde’ kinderen in onze samenleving of is er iets anders aan de hand?

"Eerst en vooral doet de zorg te veel aan checklistdiagnostiek: diagnoses worden al te vaak gesteld op basis van eenvoudige checklists en houden geen rekening met context en ervaring. Vooral de context wordt schromelijk over het hoofd gezien, terwijl dat nu net een variabele factor is en je daar dus vrij makkelijk iets aan kan doen. Een voorbeeld: een kind functioneert niet in een bepaald onderwijssysteem of -methode en gedraagt zich onaangepast. Men verplaatst het kind naar een ander schoolsysteem en het probleemgedrag verdwijnt. Het allerbelangrijkste, namelijk in welke omgeving een kind zich ontwikkelt, wordt over het hoofd gezien in het huidige zorgbeleid. Heel wat diagnoses vertalen dus geen psychisch probleem, maar wel een mismatch tussen kind en omgeving. Bovendien is karakter of temperament hebben iets helemaal anders dan gestoord zijn."

"Daarnaast groeien kinderen in een andere samenleving op dan twintig jaar geleden. We leven ons in een hoogtechnologische kennismaatschappij, waarin kinderen haast nonstop geprikkeld worden. Bovendien brengen onze kinderen nauwelijks nog ongesuperviseerde tijd door. Er wordt constant op hen gelet. Gewoon vrij spelen zonder dat er iemand toezicht houdt, zoals vroeger heel gewoon was, is zeldzaam geworden."

"Ons onderwijssysteem is ook erg competentiegericht: de leerplannen en einddoelen staan centraal. Het voornaamste doel is iedereen naar die einddoelen leiden binnen een welbepaalde afgebakende tijd. Ons onderwijssysteem is niet aangepast aan de maatschappelijke veranderingen. Dat zou boven aan de prioriteitenlijst van de volgende onderwijsminister moeten staan."

"Wanneer er over hervorming wordt gepraat, dan moet het ook gaan over hoe we met een diversiteit aan kinderen willen omgaan in de huidige en toekomstige samenleving. Onze maatschappij heeft geen brave kinderen nodig. Geef actieve en ondernemende kinderen een plek waar ze zich kunnen ontwikkelen. Besteed in de lerarenopleiding aandacht aan het leren omgaan met kinderen, ook met kinderen die afwijken van de norm."

 

Heeft al die labeldrift ook een impact op hoe kinderen zich ontwikkelen?

"Wanneer je een kind een etiket opplakt, dan maak je er een stereotype van. En het werkt blamerend. Het label of het etiket werkt als een soort virtuele gevangenis. Kinderen gaan zich ook vereenzelvigen met dat label en zich ernaar gedragen (self fulfilling prophecy). Als je iemand vertelt dat je in hem gelooft, dan krijgt die persoon meer zelfvertrouwen. Maar dat werkt ook in de andere richting: als je een mens maar vaak genoeg vertelt dat hij/zij luid, bazig, grappig is, dan zal de persoon in kwestie zich ook als dusdanig gaan gedragen." [...]

 

"Bovendien zijn er heel wat kinderen die zelf geen last ondervinden van hun gedrag, die zich prima in hun vel voelen. Toch krijgen ze probleemgedrag aangepraat. Volwassenen observeren en beoordelen kinderen. Het oordeel van het kind zelf wordt niet in beschouwing genomen. Hoe kinderen hun eigen gedrag ervaren telt niet mee. Dat is ondenkbaar bij volwassenen. In de psychiatrie geldt de regel dat je volwassenen geen diagnose mag geven als ze daar niet zelf om vragen. Het gaat eigenlijk voorbij aan de kinderrechten dat men die ervaringscomponent niet hanteert voor diagnoses bij kinderen."

 

Eens een kind het etiket ADHD of ASS krijgt opgeplakt, raakt het daar nooit meer vanaf. Zijn dat soort stoornissen, gesteld dat er werkelijk sprake is van een stoornis, voor altijd? [...]

"Heel wat kinderen vertonen op een gegeven moment of gedurende een periode bepaalde verschijnselen, maar die blijken te verdwijnen wanneer de context waarbinnen ze zich bewegen aangepast wordt. Zodra je de schoolomgeving of opvoedstijl verandert, verandert het gedrag." [...]

Vanwaar dan toch die onweerstaanbare aandrang om te meten, testen en te etiketteren?

"Men is vergeten dat statistiek eigenlijk beschrijvend bedoeld is, en niet voorschrijvend. Dat geldt voor heel wat dingen. Elke ouder kent wel de dwangbuis van groeicurven en ontwikkelingssprongen waarin de consultatiebureaus hen van bij de geboorte van hun kind proberen te wurmen. Maar kinderen ontwikkelen zich niet allemaal aan hetzelfde tempo. Als je baby niet rechtopzit tussen de leeftijd van vier en zes maanden, dan wordt er al alarm geslagen. Meestal is dat nergens voor nodig. Statistiek geeft enkel aan hoe de meerderheid zich gedraagt. Afwijkingen van die gemiddelden zijn dus geen stoornissen, maar gewoon normaal."

 

Zijn er ook kinderen die wel degelijk gebaat zijn bij labels en medicatie?

"De groep kinderen die een etiket krijgen is allesbehalve een homogene groep. We hebben een aantal kinderen van dichtbij gevolgd. We zien kinderen die zelf vertellen dat ze zonder rilatine niet normaal functioneren en in de gevangenis zouden belanden. Maar andere kinderen vertellen dat hun creativiteit hen ontglipt wanneer ze medicatie slikken en dat het voornaamste positieve aspect voor hen is dat hun ouders minder boos zijn op hen. Ook opvallend: een kind dat vertelt dat rilatine onzin is want dat hij ze achterhield en dus niet innam, maar toch positieve reacties kreeg op zijn ‘verbeterde’ gedrag."

"Het voordeel is vooral dat het niet de schuld van het kind is. Het kind is niet stout, maar ‘gestoord’. Voor mij persoonlijk wegen de nadelen echter zwaarder door: het feit dat  kinderen worden wat anderen zeggen dat ze zijn en nooit meer van dat etiket af geraken. En het feit dat de problematiek voornamelijk vanuit een neurobiologisch perspectief worden bekeken en niet vanuit de context, de omgeving van het kind. Ik denk dat het essentieel is dat we elk kind bekijken als een individu in plaats van als een label of een stoornis."

 

Lees het volledige artikel van DeWereldMorgen hier. Dit artikel verscheen op woensdag 14 mei 2014.

 

"Nog altijd te veel leerlingen zonder gepaste ondersteuning. Wie zijn zij?"

 

We weten dat er traditioneel bepaalde groepen oververtegenwoordigd zijn in het buitengewoon onderwijs: jongens, leerlingen met een migratie-achtergrond en kinderen uit socio-economische kwetsbare gezinnen. Diezelfde groep trekt tot vandaag ook in het gewoon onderwijs meestal aan het kortste eind. Extra ondersteuning is immers vaak gekoppeld aan een diagnose, een 'label' dat van ouders soms veel tijd, geduld én middelen vraagt en dus niet voor iedereen evident is. Het is dus positief dat de toegang tot ondersteuning vanaf schooljaar 2018-2019 niet meer alleen afhankelijk zal zijn van een medische diagnose, op voorwaarde dat ouders en leerlingen kunnen rekenen op een brede basiszorg in alle scholen, zonder onderscheid. [...]

Daarnaast is het minstens zo belangrijk om meer te weten over de achtergrond van deze leerlingen. Gaat het overwegend over dezelfde groep leerlingen die vroeger ook al extra kwetsbaar bleek als het om gelijke onderwijskansen gaat? Met andere woorden, kan het M-decreet zijn voornemen om alle leerlingen de kans te geven om zich maximaal te ontwikkelen, waarmaken? Het is duidelijk dat er op meerdere fronten en blijvend moet geïnvesteerd worden in een inclusief onderwijssysteem. De uitbouw ervan mag niet stilvallen of negatief uitdraaien omdat er te weinig oog en oor zou zijn voor knelpunten die onderwijspersoneel en ouders signaleren. Aandacht voor kwetsbare groepen, waarvan de stem niet altijd zo luid klinkt, moet hierbij een rode draad zijn.

 

Lees het volledige artikel uit Knack hier.

 

Coppieters, J., De Waele, K., Goossens, G., Step, I., Vanpeperstraete, L. (2016).  Les 1: beeldvorming, visie en doelen. [PowerPoint-presentatie]. Arteveldehogeschool.

  

 

De tendens was lange tijd dat er pas verhoogde zorg of uitbreiding van zorg (meer informatie) werd gegeven als de ouders een attest konden voorleggen waaruit bleek dat hun kind een diagnose had van "…". Dit werkt het labelen dus in de hand, met alle gevolgen vandien. Binnen het huidige onderwijsklimaat -met een geactiveerd M-decreet- heeft een kind niet langer een label nodig om recht te maken op en op toegang te krijgen tot redelijke aanpassingen.

"Van labelen naar specifieke onderwijsbehoeften"

Inclusief onderwijs biedt een tegengewicht voor het louter categoriaal of classificerend denken over leerproblemen en beperkingen (De Vroey & Mortier, 2002). Binnen het M-decreet wordt een sociale visie op leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte gepromoot, dit niet-labelende karakter blijkt bijvoorbeeld uit Art. II.2 (Vlaamse Decreetgever, 2015):


“… werkt hiervoor op een systematische, planmatige en transparante wijze samen met het CLB en de ouders en doet, in het bijzonder voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, gepaste en redelijke aanpassingen, waaronder het inzetten van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen naargelang de noden van de leerling. De specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen en de ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel en de ouders staan daarbij centraal.”


Leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte worden omschreven als “leerlingen met langdurige en belangrijke participatieproblemen die te wijten zijn aan het samenspel tussen één of meerdere functiebeperkingen op mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuiglijk vlak; beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe factoren.” Men legt de nadruk op het aanpassen van de omgeving aan de specifieke noden of behoeften van elke leerling (Meirsschaut, Monsecour, & Wilssens, 2013).

 

  • Debergh, N., (2015). Motiverende maatregelen: Handelingsgericht Werken in het Gemotiveerd Verslag. (Thesis). Opgehaald van: http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/304/932/RUG01-002304932_2016_0001_AC.pdf.

  • De Vroey, A., & Mortier, K. (2002). Polyfonie in de klas. Een praktijkboek voor inclusie. Leuven: Acco.

  • Meirsschaut, M., Monsecour, F., & Wilssens, M. (2013). Klaar voor redelijke aanpassingen. Een leidraad. Gent: Artevelde Hogeschool.

  • Vlaamse Decreetgever. (2015). Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de inhoud van het gemotiveerd verslag voor toegang tot het geïntegreerd onderwijs en van het attest bij het verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs. Belgisch Staatsblad.

"Taalwijzer"

 

Politiek correcte termen zijn niet altijd even duidelijk en verstaanbaar. Soms zijn ze ook te lang voor de beperkte ruimte van een krantenkop of artikel. Belangrijker dan woorden is ook de visie die erachter schuilt. Toch - of juist daarom - mag men niet te licht over de taalkwestie heen gaan.  Woorden zijn niet louter functioneel en beschrijvend, maar hebben altijd connotaties. Men kan ons overgevoelig noemen, maar het is nog niet zo lang geleden dat men ons net zo achteloos ‘debiel’ of ‘mismaakt’ noemde. Nu zeg men soms nog altijd ‘gebrekkig’, ‘achterlijk’, ‘kreupel’ of ‘zwakzinnig’.  ‘Mindervalide’ en zelfs ‘andersvalide’ stuiten intussen ook op protest. Die constante reflecties en evoluties getuigen wel van een interessante mentaliteitsverandering! Lees dus verder over de do’s en don’ts:

 

1. Vaak voorkomende fouten

  • Rolstoelpatiënt’: puur taalkundig klopt dit niet, want een rolstoel is geen ziekte. Maar er is meer aan de hand. Een patiënt ben je op het moment dat je bij de dokter of in het ziekenhuis bent. ‘Rolstoelpatiënt’ degradeert mensen met beperkte mobiliteit tot de slachtofferrol van een eeuwige patiënt. De correcte term is ‘rolstoelgebruiker’!
  • Gekluisterd aan een rolstoel’: deze uitdrukking is een dramatische voorstelling van een zielig slachtoffer. Niet echt bevorderlijk voor de vermenselijking van personen met een handicap, noch een correcte beeldvorming van mensen die net als iedereen deelnemen aan de samenleving. Ook puur objectief klopt dit niet: rolstoelgebruikers zitten niet altijd en overal in hun rolwagen!
  • Lijden aan’ benadrukt opnieuw het negatieve en meelijwekkende. Het gebruik ervan is zoals vaak onbewust en automatisch. Zo leest men dat een kind ‘lijdt aan’ asperger in een artikel dat verder volledig gewijd is aan de meerwaarde van asperger voor de IT-sector.
  • Mindervalide / Andersvalide: mensen met een handicap zijn niet anders en zeker niet minder! Ze hebben gewoon een handicap...


2. ‘Gehandicapt’: mag het of mag het niet?
Het is niet verboden, maar ‘mensen met een handicap’ of ‘personen met een handicap’ genieten de voorkeur. Deze uitdrukkingen worden meer en meer gebruikt door (verenigingen van) mensen met een handicap zelf.

3. Niet zijn, maar hebben
In plaats van: "Zijn zus is gehandicapt," zeg je beter: "Zijn zus heeft een handicap." De eerste zin komt immers zo over alsof je zijn zus reduceert tot haar handicap, alsof ze naast dit ene aspect niet ook nog een heleboel andere persoonskenmerken heeft.

4. Benoem de persoon en de handicap zoveel mogelijk apart.
Zo geef je aan dat de persoon meer is dan zijn of haar beperking. Blinde mensen, dove leerlingen, acteurs met een functiebeperking, mensen met een chronische ziekte…

5. Handicap of beperking?
Het sociaal model maakt een onderscheid tussen '(functie-)beperking' en 'handicap'. 'Handicap' slaat hier vooral op de maatschappelijke belemmeringen. Om de objectieve beperking te benoemen, kun je spreken van een functiebeperking (algemeen), fysieke beperking, verstandelijke beperking (vroeger ‘mentaal gehandicapten’), visuele beperking (blind of slechtziend), auditieve beperking (doof of slechthorend),…
Handicap’ is echter de standaardterm, omdat functiebeperkingen helaas nog altijd samengaan met maatschappelijke drempels. Mensen met een handicap hebben dus niet alleen een functiebeperking, maar worden ook (of vooral) beperkt door ontoegankelijkheid, discriminatie, vooroordelen en een gebrek aan gelijke kansen. De term ‘handicap’ erkent deze realiteit.

6. Geuzennamen
Hetzelfde woord kan iets anders betekenen, als het gezegd wordt over de persoon of door de persoon zelf. ‘Janet’ is een scheldwoord, maar sommige homo’s reclaimen deze term en noemen zichzelf met herwonnen trots een janet. Neem dus niet zomaar geuzennamen over, tenzij je over jezelf praat! Mensen met een handicap gebruiken in Vlaanderen niet zo vaak geuzennamen. In het Engels komt het vaker voor dat mensen zichzelf of hun minderheidsgroep benoemen als ‘crips’ (van ‘cripple’).

 

Lees het volledige artikel van Handiwatch hier.

Meer informatie over labeling en inclusief taalgebruik

Diverse woordenlijst VRT

Iedereeneenlabel: spelmateriaal "labelklik" rond het omgaan met labeling.