VN-verdrag en decreten

"Visie op handicap vanuit het VN-verdrag"

Hoe beïnvloedt het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap ons denken over onderwijs aan alle leerlingen?

 

Het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap stelt duidelijk dat mensen met een beperking dezelfde rechten hebben als iedereen en dat ze niet gediscrimineerd mogen worden. De Verenigde Naties namen dit Verdrag op 13 december 2006 aan. België ratificeerde het op 2 juli 2009.


Het Verdrag stelt dat het hebben van een handicap een probleem van de samenleving is, niet van één persoon. De samenleving spreekt over personen met een handicap, omdat ze onvoldoende aangepast is aan de noden van die mensen. We leggen het probleem bij de persoon in kwestie en werken zelf niet aan een toegankelijke samenleving.


Het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap wijst de klassieke medische invulling van handicap als een vorm van ‘defect-denken’ af en kiest voor het sociale model, waarin handicap veeleer gezien wordt als een participatieprobleem. Het medische model legt de nadruk op de beperking. Daar gaat het erom de beperking zo veel mogelijk te ‘herstellen’. De huidige wetgeving voor buitengewoon onderwijs in België is ontstaan vanuit dat medische model. We zetten leerlingen met eenzelfde defect bij elkaar in een aparte onderwijssetting en bieden hen onderwijs op maat. Het sociaal model begrijpt handicap als een belemmering op deelname aan de maatschappij. Slechtzienden voor wie een bril een oplossing biedt, zijn niet gehandicapt in een maatschappij waar een bril voor iedereen toegankelijk is. Wanneer een bril te duur of niet te krijgen is, wordt hun slechtziendheid een beperking [...]

 

Om mensen met een beperking niet langer achter te stellen, moeten landen die dit Verdrag hebben ondertekend: (1) hun rechten verzekeren, (2) rekening houden met personen met een handicap in alle delen van het beleid en (3) discriminatie uitschakelen. Alle landen die het verdrag hebben geratificeerd zullen opgevolgd worden en vermeld worden in het rapport van de VN. Daarnaast stelt het Verdrag het concept van universeel ontwerp voorop. Het verplicht ons om werk te maken van een samenleving waarin producten, omgevingen, programma’s en diensten – ook onderwijs – door iedereen in de ruimst mogelijke zin gebruikt kunnen worden, zonder dat er individuele aanpassingen nodig zijn. Het begrip universeel ontwerp is het meest bekend in de architectuur. Een gebouw ontwerpen dat maximaal toegankelijk is voor iedereen door bijvoorbeeld van bij het ontwerp een lift met spraaktechnologie en aanduidingen in braille, pictogrammen, een hellend vlak en brede gangen te voorzien. Een lift verhoogt de toegankelijkheid van een gebouw voor mensen met een fysieke beperking, maar ook voor wie zijn been heeft gebroken of door hartproblemen geen trappen mag doen.

Universeel ontwerp werd niet opgenomen in de onderwijsregelgeving. Het begrip krachtige leeromgeving vinden we wel terug in de definitie van brede basiszorg in het M-decreet. Redelijke aanpassingen worden door het M-decreet een recht. Scholen zijn verplicht binnen de grenzen van de redelijkheid in aanpassingen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te voorzien. Een leerling kan enkel toegelaten worden tot het buitengewoon onderwijs indien de gewone school kan aantonen dat de aanpassingen die nodig zijn om de leerlingen binnen het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen, disproportioneel of onvoldoende zijn.

 

Vademecum zorg 5e herziene druk - VVKBaO

Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (CRPD):  ondertekening en ratificatie in de wereld

" De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op onderwijs. Teneinde dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, waarborgen Staten die Partij zijn een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren en wel met de volgende doelen:

  1. de volledige ontwikkeling van het menselijk potentieel en het gevoel van waardigheid en eigenwaarde en de versterking van de eerbiediging van mensenrechten, fundamentele vrijheden en de menselijke diversiteit;
  2. de optimale ontwikkeling door personen met een handicap van hun persoonlijkheid, talenten en creativiteit, alsmede hun mentale en fysieke mogelijkheden, naar staat van vermogen;
  3. het in staat stellen van personen met een handicap om effectief te participeren in een vrije maatschappij

 

Bij de verwezenlijking van dit recht waarborgen de Staten die Partij zijn dat:

  1. personen met een handicap niet op grond van hun handicap worden uitgesloten van het algemene onderwijssysteem, en dat kinderen met een handicap niet op grond van hun handicap worden uitgesloten van gratis en verplicht basisonderwijs of van het voortgezet onderwijs;
  2. personen met een handicap toegang hebben tot inclusief,  hoogwaardig en gratis basisonderwijs en tot voortgezet onderwijs en wel op basis van gelijkheid met anderen in de gemeenschap waarin zij leven;
  3. redelijke aanpassingen worden verschaft naar gelang de behoefte van de persoon in kwestie;
  4. personen met een handicap, binnen het algemene onderwijssysteem, de ondersteuning ontvangen die zij nodig hebben om effectieve deelname aan het onderwijs te faciliteren;
  5. doeltreffende, op het individu toegesneden, ondersteunende maatregelen worden genomen in omgevingen waarin de cognitieve en sociale ontwikkeling wordt geoptimaliseerd, overeenkomstig het doel van onderwijs waarbij niemand wordt uitgesloten.

 

De Staten die Partij zijn stellen personen met een handicap in staat praktische en sociale vaardigheden op te doen, teneinde hun volledige deelname aan het onderwijs en als leden van de gemeenschap op voet van gelijkheid te faciliteren. Daartoe nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen, waaronder:

  1. het faciliteren van het leren van braille, alternatieve schrijfwijzen, het gebruik van ondersteunende en alternatieve communicatiemethoden, -middelen en -vormen, alsmede het opdoen van vaardigheden op het gebied van oriëntatie en mobiliteit en het faciliteren van ondersteuning en begeleiding door lotgenoten;
  2. het leren van gebarentaal faciliteren en de taalkundige identiteit van de gemeenschap van doven bevorderen;
  3. waarborgen dat het onderwijs voor personen, en in het bijzonder voor kinderen, die blind, doof of doofblind zijn, plaatsvindt in de talen en met de communicatiemethoden en -middelen die het meest geschikt zijn voor de desbetreffende persoon en in een omgeving waarin hun cognitieve en sociale ontwikkeling worden geoptimaliseerd.
  4. Teneinde te helpen waarborgen dat dit recht verwezenlijkt kan worden, nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen om leerkrachten aan te stellen, met inbegrip van leerkrachten met een handicap, die zijn opgeleid voor gebarentaal en/of braille, en leidinggevenden en medewerkers op te leiden die op alle niveaus van het onderwijs werkzaam zijn. Bij deze opleiding moeten de studenten worden getraind in het omgaan met personen met een handicap en het gebruik van de desbetreffende ondersteunende communicatie en andere methoden, middelen en vormen van en voor communicatie, onderwijstechnieken en materialen om personen met een handicap te ondersteunen.

 

De Staten die Partij zijn waarborgen dat personen met een handicap, zonder discriminatie en op voet van gelijkheid met anderen, toegang verkrijgen tot algemeen universitair en hoger beroepsonderwijs, beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en een leven lang leren. Daartoe waarborgen de Staten die Partij zijn dat redelijke aanpassingen worden verschaft aan personen met een handicap."

 

Lees de volledige 'Convention on the Rights of Persons with Disabilities (CRPD)' via onderstaande download.

Convention on the Rights of Persons with Disabilities (CRPD) - Nederlands

"5 jaar na de ratificatie van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap: ‘Een onvoldoende voor België’ "

 

De VN sluit zich aan bij de aanbevelingen van het Centrum

België heeft nog een hele weg af te leggen om de rechten van personen met een handicap volop te garanderen. Dat besluit het VN-Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap, dat bestaat uit experten vanuit de hele wereld, in zijn eerste evaluatierapport van ons land. ‘Het rapport is zonneklaar: België is een slechte leerling’, zegt Jozef De Witte, directeur van het Interfederaal Gelijkekansencentrum.

In 2009 ratificeerde ons land het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap. In 2011 legde het zijn eerste statelijk rapport aan het VN-Comité voor. Daarin somde het op wat onze overheden – de Vlaamse, de Waalse, de Duitstalige, de Brusselse – al hadden gedaan om de verplichtingen van het Verdrag na te komen. Eerder dit jaar bezorgde het Centrum, vanuit zijn opdracht als onafhankelijk opvolgingsmechanisme van het VN-Verdrag, een parallel rapport aan het Comité. De Witte: ‘De knelpunten en prioriteiten die we daarin naar voren schuiven, hebben we op 18 en 19 september toegelicht in Genève.’

 

Het Centrum onderstreepte daarbij de structurele ontoegankelijkheid van de Belgische samenleving. Jozef De Witte: ‘Personen met een handicap moeten nog altijd 24 uur op voorhand assistentie reserveren als ze de trein willen nemen; niet meer dan een handvol buslijnen zijn integraal toegankelijk – de voorbeelden zijn legio.’ Het Centrum wees voorts op de ondervertegenwoordiging van personen met een handicap op de reguliere arbeidsmarkt: ‘Hun werkzaamheidsgraad bedraagt amper 36 procent, tegenover 67 procent van alle personen zonder handicap.’ Het gaf ook aandacht aan de verdere uitbouw van inclusief onderwijs, en bracht de schrijnende situatie van sommige geïnterneerden in herinnering: ‘Zelfs met de twee nieuwe forensische psychiatrische centra in Gent en Antwerpen zullen veel geïnterneerden in de gevangenis blijven’, zegt De Witte.

 

Het Comité deelt veel bezorgdheden van het Centrum – en van middenveldorganisaties als GRIP en het Belgian Disability Forum, die in Genève allebei een schaduwrapport presenteerden – en is streng voor onze overheden. Het vraagt met name dat ze actie ondernemen tegen de ontoegankelijkheid van onze samenleving, via toegankelijkheidsplannen op alle beleidsniveaus. ‘Vijf jaar na de ratificatie van het VN-Verdrag is het daarvoor de hoogste tijd’, besluit De Witte. ‘Tenzij we in 2019, bij de volgende evaluatie, opnieuw met rode kaken voor het VN-Comité willen verschijnen.’

 

Lees hier het volledige artikel van UNIA. Dit artikel verscheen op  6 oktober 2014. 

 

"Schaduwrapport Vlaanderen"

Mensenrechten en handicap

[In 2011 werd het schaduwrapport uitgegeven. Dit rapport werd opgesteld door Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap
(GRIP) i.s.m. projectgroep schaduwrapport. In dit rapport wordt nagegaan in hoeverre de principes en de rechten, voorgeschreven door het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH), worden toegepast en gerespecteerd. Dit rapport beidt een goed beeld van de onderwijssituatie (we focussen ons op artikel 24: onderwijs) in 2011, waarbij het mogelijk is kritisch te kijken naar de stappen die tot op heden zijn gemaakt.] 

 

Artikel 24: Onderwijs
Gelijke rechten en ontwikkelingskansen voor kinderen en jongeren binnen onderwijs zijn bepalend voor andere levensdomeinen. Het is belangrijk om zich daar bewust van te zijn. Het schenden van de rechten beschreven in art. 24 heeft dan ook directe implicaties voor bvb. artikels 5,8,19,23,27. Net daarom besteden we in dit schaduwrapport uitgebreid aandacht aan het recht op onderwijs. De drie centrale problemen [In 2011] voor leerlingen met een handicap in het Vlaamse onderwijssysteem zijn dat:

  • Ze te weinig keuzes kunnen maken (schoolkeuze buitengewoon of gewoon onderwijs en beperkt aanbod van opleidingen binnen
    de scholen voor buitengewoon onderwijs). 
  • Het bestaande systeem aanbodgericht is op basis van stoornissen.
  • Ze heel gemakkelijk worden doorverwezen naar een gesegregeerd systeem (zie hoge doorverwijzingscijfers voor
    Vlaanderen van Eurydice).

 

Deze realiteit staat haaks op de fundamentele rechten van artikel 24. Daarnaast:

  • Werkt de Vlaamse onderwijswetgeving discriminerend op basis van handicap
  • Toont de invulling van en het tekort aan ondersteuning in het reguliere onderwijs, aan dat het Vlaamse onderwijssysteem exclusief van aard is
  • Ondernemen België en Vlaanderen nauwelijks stappen om inclusief onderwijs waar te maken. 

 

Aanbevelingen bij artikel 24

  • Vlaanderen dient werk te maken van een steviger inschrijvingsrecht voor leerlingen met een handicap in het gewoon onderwijs. Dit kan
    door het doorvoeren van wijzigingen in het GOK decreet, die de rechtspositie van ouders en leerlingen versterken. In overeenstemming
    met het VN-Verdrag is redelijke aanpassing de enige toetssteen bij betwisting van de haalbaarheid van een inschrijving inclusief onderwijs.

 

  • Er moet ingezet worden op een grondige hervorming van de ondersteuning van leerlingen met een handicap in het gewoon en
    buitengewoon onderwijs. De voorstellen rond een leerzorgkader waren daartoe een goede aanzet. Het is daarbij belangrijk om werk te maken van een grondige paradigmashift en een ondubbelzinnige bevestiging van de waarde van inclusief onderwijs.

 

  • Inclusief onderwijs en het inschrijvingsrecht voor leerlingen met een handicap veronderstellen een hogere inzet van middelen ter ondersteuning in het gewoon onderwijs. Het is aangewezen om de middelen voor extra ondersteuning los te maken van
    onderwijsstructuren en leerlinggebonden te maken. 

 

Lees het volledige schaduwrapport van GRIP via onderstaande download.

Schaduwrapport VN-verdrag 2011 GRIP

"Niets over ons, zonder ons, of het belang van ouderbetrokkenheid"

De Gezinsbond rekent erop dat ouders een belangrijke rol krijgen in het vorm geven van de ondersteuning. Hun inbreng is niet bedreigend, maar complementair en zelfs noodzakelijk om een passend antwoord te kunnen bieden op zorgnoden van leerlingen. Niet toevallig is 'niets over ons, zonder ons' de leidraad van het VN-verdrag voor de Rechten van Personen met een Handicap, dat aan de basis ligt van het M-decreet.

Echte participatie veronderstelt betrokkenheid van ouders en leerlingen binnen alle fasen van het zorgtraject op school. Zo kunnen ouders in functie van de noden van hun kind mee nadenken over een goed evenwicht tussen leerlingspecifieke en klasondersteuning. Daarnaast is het ook belangrijk dat ouders en leerlingen concrete aanspreekpunten hebben in de ondersteuningsnetwerken bij vragen of nood aan bemiddeling. Ook de overheid moet de stem van de direct betrokkenen ernstig nemen. Participatie is veel meer dan advies mogen geven over kant en klare conceptnota's van de overheid, ouders moeten van bij de start mee vorm kunnen geven aan het inclusief onderwijssysteem van de toekomst. [...]

  

Lees het volledige artikel uit Knack hier.